1 Samuël 25:21

21 David nu had gezegd: Trouwens ik heb te vergeefs bewaard al wat deze in de woestijn heeft, alzo dat er niets van alles, wat hij heeft, gemist is; en hij heeft mij kwaad voor goed vergolden.

1 Samuël 25:21 Meaning and Commentary

1 Samuel 25:21

Now David had said
When the messengers returned and told him how they had been used by Nabal; or he "said" ^F3, or was saying within himself, or to his men, what follows, just as Abigail met him:

surely in vain have I kept all that this [fellow] hath in the
wilderness;
which shows that lie was in a violent passion, and had Nabal in the utmost contempt and indignation, in that he mentions not his name, only says "this", this man or follow; leaving a blank to be filled up with the most ignominious name and character that could be thought of; and repents that he had taken so much care of his flocks when they were feeding by him in the wilderness:

so that nothing was missed of all that [pertained] unto him;
and seems to have wished he had suffered his flocks to have been robbed by the Arabs, or worried by wild beasts, since he had been such an ungrateful wretch to him:

and he hath requited me evil for good;
he had requited evil to him by denying to send him any of his provisions, and by abusing him and his men with opprobrious language; and this was done in return for the good deeds he had done in protecting his servants and his flocks in the wilderness, and for the good words and respectful message he had sent unto him.

---

FOOTNOTES:

F3 (rma) "ait", V. L. "dixit", Pagninus, Montanus; "dicebat", Vatablus.

1 Samuël 25:21 In-Context

19 En zij zeide tot haar jongelingen: Trekt heen voor mijn aangezicht; ziet, ik kom achter ulieden; doch haar man Nabal gaf zij het niet te kennen.

20 Het geschiedde nu, toen zij op den ezel reed, en dat zij afkwam in het verborgene des bergs, en ziet, David en zijn mannen kwamen af haar tegemoet, en zij ontmoette hen.

21 David nu had gezegd: Trouwens ik heb te vergeefs bewaard al wat deze in de woestijn heeft, alzo dat er niets van alles, wat hij heeft, gemist is; en hij heeft mij kwaad voor goed vergolden.

22 Zo doe God aan de vijanden van David, en zo doe Hij daartoe, indien ik van allen, die hij heeft, iets tot morgen overlaat, dat mannelijk is!

23 Toen nu Abigail David zag, zo haastte zij zich, en kwam van den ezel af, en zij viel voor het aangezicht van David op haar aangezicht, en zij boog zich ter aarde.