1 Samuël 6:15

15 En de Levieten namen de ark des HEEREN af en het koffertje, dat daarbij was, waarin de gouden kleinoden waren, en zetten ze op dien groten steen; en die lieden van Beth-Semes offerden brandofferen, en slachtten slachtofferen den HEERE, op denzelven dag.

1 Samuël 6:15 Meaning and Commentary

1 Samuel 6:15

And the Levites took down the ark of the Lord
Or, "had took it down" F24; for this, though here related, was done as soon as the ark came into the field, or quickly after, and before the burnt offering could be made, which was burnt with the wood of the cart; and though the persons that took it down are called Levites, they were priests, who were of the tribe of Levi; for it was the work of the priests to take it down, though the Levites then might carry it; and it is remarkable that Bethshemesh was given to the Kohathite Levites, whose business it was to carry the ark on their shoulders; see ( Joshua 21:10 ) ( Numbers 4:15 )

and the coffer that was with it, wherein the jewels of gold
were; the purse or bag in which were the five golden mice, and the five golden emerods:

and put them on the great stone;
both the ark and the coffer, by which the cart stood, and on which the sacrifice of burnt offering was probably offered:

and the men of Bethshemesh offered burnt offerings, and sacrificed
sacrifices, the same day unto the Lord;
besides the burnt offering of the two cows, they offered others to testify their thankfulness for the return of the ark; and also peace offerings, on which they feasted with one another, to express their greater joy.


FOOTNOTES:

F24 (wdyrwh) "deposuerant", Meudoza; so Pool.

1 Samuël 6:15 In-Context

13 En die van Beth-Semes maaiden den tarweoogst in het dal, en als zij hun ogen ophieven, zagen zij de ark en verblijdden zich, als zij die zagen.
14 En de wagen kwam op den akker van Jozua, den Beth-semiet, en bleef daar staande; en daar was een grote steen, en zij kloofden het hout van den wagen, en offerden de koeien den HEERE ten brandoffer.
15 En de Levieten namen de ark des HEEREN af en het koffertje, dat daarbij was, waarin de gouden kleinoden waren, en zetten ze op dien groten steen; en die lieden van Beth-Semes offerden brandofferen, en slachtten slachtofferen den HEERE, op denzelven dag.
16 En als de vijf vorsten der Filistijnen zulks gezien hadden, zo keerden zij weder op denzelven dag naar Ekron.
17 Dit nu zijn de gouden spenen, die de Filistijnen aan den HEERE ten schuldoffer vergolden hebben: Voor Asdod een voor Gaza een, voor Askelot een, voor Gath een, voor Ekron een.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.