2 Corinthiërs 10:12

12 Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen, die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken.

2 Corinthiërs 10:12 Meaning and Commentary

2 Corinthians 10:12

For we dare not make ourselves of the number
Some understand this as spoken ironically, as if the apostle jeeringly should say, he would not pretend to join, or put himself upon a level, who was a poor, little, mean, despicable person, with such great men as the false apostles were, men of such large gifts, and of such great learning and eloquence; though they may be understood without an irony, that the modesty of the apostle and his fellow ministers would not suffer them to mingle with such persons, and act the vainglorious part they did: or compare ourselves with some that commend themselves; they were not so vain and foolish, as to give high encomiums of themselves, therefore would not boast even of the authority they had, and much less say that in letters, which they could not make good in fact:

but they measuring themselves by themselves, and comparing
themselves among themselves, are not wise,
or "understand not"; how foolish they are, how ridiculous they make themselves; they do not understand what they say, nor whereof they affirm; they do not understand themselves, what they really are; for to form a right judgment of themselves, they should have considered the gifts and abilities, the learning and knowledge of others, and thereby might have taken an estimate of their own; but instead of this, they only consulted themselves, and measured and compared themselves with themselves; which was acting just such a foolish part, as if a dwarf was to measure himself not with any kind of measure, or with another person, but with himself; only surveys himself, and his own dimensions, and fancies himself a giant. Just the reverse is this, to what is said in Philo the Jew ^F15,

``(thn gar ouyeneian thn emautou metrein emayon) , "I have learned to measure the nothingness of myself", and to contemplate thy exceeding great bounties; and moreover, perceive myself to be dust and ashes, or if there is any thing more abject.''

---

FOOTNOTES:

F15 Quis rer. divin. Haeres, p. 485.

2 Corinthiërs 10:12 In-Context

10 Want de brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig en krachtig; maar de tegenwoordigheid des lichaams is zwak, en de rede is verachtelijk.

11 Dezulke bedenke dit, dat hoedanigen wij zijn in het woord door brieven, als wij afwezig zijn, wij ook zodanigen zijn inderdaad, als wij tegenwoordig zijn.

12 Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen, die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken.

13 Doch wij zullen niet roemen buiten de maat; maar dat wij, naar de maat des regels, welke maat ons God toegedeeld heeft, ook tot u toe zijn gekomen.

14 Want wij strekken onszelven niet te wijd uit, als die tot u niet zouden komen; want wij zijn ook gekomen tot u toe, in het Evangelie van Christus;