2 Kronieken 14:11

11 En Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het is niets bij U, te helpen hetzij den machtige, hetzij den krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; laat den sterfelijken mens tegen U niets vermogen.

2 Kronieken 14:11 Meaning and Commentary

2 Chronicles 14:11

And Asa cried unto the Lord his God
Or prayed, as the Targum, with vehemence, being in distress; this he did before the battle began, at the head of his army, and for the encouragement of it:

and said, Lord, [it is] nothing with thee to help;
nothing can hinder from helping, his power being superior to all others, and even infinite, and none besides him could:

whether with many, or with them that have no power;
numbers make no difference with him, nor the condition they are in; whether numerous and mighty, or few and feeble; he can as easily help the one as the other, see ( 1 Samuel 14:6 ) ,

help us, O Lord our God;
who are few and weak in comparison of the enemy:

for we rest on thee;
trust in thee, and rely upon thee for help; the Targum is,

``on thy Word we lean:''

and in thy name we go against this multitude;
expressing faith in him, expecting help from him, encouraging and strengthening themselves in him, going forth not in their own name and strength, but in his; the Targum is,

``in the name of the Word of the Lord:''

O Lord, thou [art] our God:
and thou only we know, and serve no other, and we are thy people, called by thy name: let not man prevail against thee;
for should this enemy prevail against them, it would be interpreted prevailing against their God.

2 Kronieken 14:11 In-Context

9 En Zerah, de Moor, kwam tegen hen uit, met een heir van duizend maal duizend, en driehonderd wagenen; en hij kwam tot Maresa toe.
10 Toen toog Asa tegen hem uit; en zij stelden de slagorde in het dal Zefatha bij Maresa.
11 En Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het is niets bij U, te helpen hetzij den machtige, hetzij den krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; laat den sterfelijken mens tegen U niets vermogen.
12 En de HEERE plaagde de Moren voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden.
13 Asa nu en het volk, dat met hem was, jaagden hen na tot Gerar toe; en zo velen vielen er van de Moren, dat er voor hen geen hervatting was; want zij waren verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs daarvan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.