2 Kronieken 18:2

2 En ten einde van enige jaren toog hij af tot Achab naar Samaria; en Achab slachtte schapen en runderen voor hem in menigte, en voor het volk, dat met hem was; en hij porde hem aan, om op te trekken naar Ramoth in Gilead.

2 Kronieken 18:2 Meaning and Commentary

2 Chronicles 18:2

And after certain years
Two years, according to the Syriac and Arabic versions, or in the third year after the affinity was contracted, see ( 1 Kings 22:2 ) ,

he went down to Ahab to Samaria;
to pay him a visit upon the alliance, civil and matrimonial, contracted between them:

and Ahab killed sheep and oxen for him in abundance, and for the people
that he had with him;
entertained him and his retinue in a very grand and liberal manner:

and persuaded him to go up with him to Ramothgilead;
from hence, to the end of the chapter, it is the same with ( 1 Kings 22:4-37 ) . (See Gill on 1 Kings 22:4). (See Gill on 1 Kings 22:5). (See Gill on 1 Kings 22:6). (See Gill on 1 Kings 22:7). (See Gill on 1 Kings 22:8). (See Gill on 1 Kings 22:9). (See Gill on 1 Kings 22:10). (See Gill on 1 Kings 22:11). (See Gill on 1 Kings 22:12). (See Gill on 1 Kings 22:13). (See Gill on 1 Kings 22:14). (See Gill on 1 Kings 22:15). (See Gill on 1 Kings 22:16). (See Gill on 1 Kings 22:17). (See Gill on 1 Kings 22:18). (See Gill on 1 Kings 22:19). (See Gill on 1 Kings 22:20). (See Gill on 1 Kings 22:21). (See Gill on 1 Kings 22:22). (See Gill on 1 Kings 22:23). (See Gill on 1 Kings 22:24). (See Gill on 1 Kings 22:25). (See Gill on 1 Kings 22:26). (See Gill on 1 Kings 22:27). (See Gill on 1 Kings 22:28). (See Gill on 1 Kings 22:29). (See Gill on 1 Kings 22:30). (See Gill on 1 Kings 22:31). (See Gill on 1 Kings 22:32). (See Gill on 1 Kings 22:33). (See Gill on 1 Kings 22:34). (See Gill on 1 Kings 22:35). (See Gill on 1 Kings 22:36). (See Gill on 1 Kings 22:37).

2 Kronieken 18:2 In-Context

1 Josafat nu had rijkdom en eer in overvloed; en hij verzwagerde zich aan Achab.

2 En ten einde van enige jaren toog hij af tot Achab naar Samaria; en Achab slachtte schapen en runderen voor hem in menigte, en voor het volk, dat met hem was; en hij porde hem aan, om op te trekken naar Ramoth in Gilead.

3 Want Achab, de koning van Israel, zeide tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij met mij gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg.

4 Verder zeide Josafat tot den koning van Israel: Vraag toch als heden naar het woord des HEEREN.

5 Toen vergaderde de koning van Israel de profeten, vierhonderd mannen, en hij zeide tot hen: Zullen wij tegen Ramoth in Gilead ten strijde trekken, of zal ik het nalaten? En zij zeiden: Trek op, want God zal hen in de hand des konings geven.