2 Kronieken 20:6

6 En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan.

2 Kronieken 20:6 Meaning and Commentary

2 Chronicles 20:6

And said, O Lord God of our fathers
Abraham, Isaac, and Jacob, whose covenant God he was: art not thou God in heaven?
that dwellest and rulest there, and dost whatever thou pleasest in the armies of it: and rulest not thou over all the kingdoms of the Heathens?
being King of kings, and Lord of lords, all the world over: and in thine hand is there not power and might, so that none is able to
withstand thee?
his power being infinite, unlimited, and uncontrollable, and so not resistible by finite creatures, at least not so as to be stopped and overcome.

2 Kronieken 20:6 In-Context

4 En Juda werd vergaderd, om van den HEERE hulp te zoeken; ook kwamen zij uit alle steden van Juda, om den HEERE te zoeken.
5 En Josafat stond in de gemeente van Juda en Jeruzalem, in het huis des HEEREN, voor het nieuwe voorhof.
6 En hij zeide: O, HEERE, God onzer vaderen, zijt Gij niet de God in den hemel? Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; en in Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan.
7 Hebt Gij niet, onze God, de inwoners dezes lands van voor het aangezicht van Uw volk Israel verdreven, en dat aan het zaad van Abraham, Uw liefhebber, tot in eeuwigheid gegeven?
8 Zij nu hebben daarin gewoond, en zij hebben U daarin een heiligdom gebouwd voor Uw Naam, zeggende:
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.