2 Kronieken 22:9

9 Daarna zocht hij Ahazia, en zij kregen hem (want hij was verstoken in Samaria), en zij brachten hem tot Jehu, en zij doodden hem, en begroeven hem; want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart gezocht heeft. Zo had het huis van Ahazia niemand, die kracht behield tot het koninkrijk.

2 Kronieken 22:9 Meaning and Commentary

Ver. 9-11. And he sought Ahaziah
Who fled on Joram's being wounded by Jehu:

and they caught him;
the soldiers of Jehu, who were sent after him, and bid to smite him:

for he was hid in Samaria;
either in some part of the kingdom of Samaria, or in the city itself, whither he fled:

and brought him to Jehu:
who was at Jezreel, (See Gill on 2 Kings 9:27),

and when they had slain him they buried him;
not at Jezreel, but delivered him to his servants to carry him to Jerusalem, and there bury him in the sepulchres of his fathers, ( 2 Kings 9:28 ) ,

because, said they, he is the son of Jehoshaphat, who sought the Lord
with all his heart;
a grandson of his, and therefore out of respect to the memory of his name, these being religious men, ordered his burial there:

so the house of Ahaziah had no power to keep still the kingdom;
his brethren and their sons being slain, and his own children being young fell into the hands of Athaliah, who murdered them all, but one, hid by his aunt, and so got the government into her own hands, as may be observed in the following verses, ( 2 Chronicles 22:10-12 ) .

2 Kronieken 22:9 In-Context

7 De vertreding nu van Ahazia was van God, dat hij tot Joram kwam; want als hij gekomen was, toog hij met Joram uit tot Jehu, den zoon van Nimsi, denwelken de HEERE gezalfd had, om het huis van Achab uit te roeien.
8 Zo geschiedde het, als Jehu het oordeel uitvoerde tegen het huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de zonen der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vond, en die doodde.
9 Daarna zocht hij Ahazia, en zij kregen hem (want hij was verstoken in Samaria), en zij brachten hem tot Jehu, en zij doodden hem, en begroeven hem; want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart gezocht heeft. Zo had het huis van Ahazia niemand, die kracht behield tot het koninkrijk.
10 Toen Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad van het huis van Juda om.
11 Maar Jozabath, de dochter des konings, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden van des konings zonen, die gedood werden, en zette hem en zijn voedster in een slaapkamer; zo verborg hem Jozabath, de dochter van den koning Joram, de huisvrouw van den priester Jojada (want zij was de zuster van Ahazia), voor Athalia, dat zij hem niet doodde.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.