2 Kronieken 32:31

31 Maar het is alzo, als de gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden, om te vragen naar dat wonderteken, dat in het land geschied was, bij hem waren, verliet hem God, om hem te verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was.

2 Kronieken 32:31 Meaning and Commentary

2 Chronicles 32:31

Howbeit, [in the business of] the ambassadors of the princes
of Babylon, who sent unto him to inquire the wonder that was [done]
in the land
Not to see the two tables of stone which were in the ark, with the other two that were broken because of the sin of the calf, as the Targum; nor to ask about the destruction of the Assyrian army, and the manner of it, as Grotius; but to be informed of the miracle of the sun's going back ten degrees, when Hezekiah was recovered from his sickness; the Chaldeans being a people much given to astrology, and curious in their observations of that kind:

God left him to try him;
by showing him all his treasures:

that he might know all that was in his heart;
not that God might know, who knows all things, unless spoken of him after the manner of men; but rather that Hezekiah might know the pride lurking in his heart, and other sins which escaped his notice, ( Jeremiah 17:9 ) or that it might be known by others; that the children of men might know it, as Kimchi; and take warning by it, and observe the frailty and infirmity of the best of men.

2 Kronieken 32:31 In-Context

29 Daartoe had hij zich steden gemaakt, mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have.
30 Doch Jehizkia stopte ook den opperuitgang der wateren van Gihon, en leidde ze recht af beneden naar het westen der stad Davids; want Jehizkia had voorspoed in al zijn werk.
31 Maar het is alzo, als de gezanten der vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden, om te vragen naar dat wonderteken, dat in het land geschied was, bij hem waren, verliet hem God, om hem te verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was.
32 Het overige nu der geschiedenissen van Jehizkia, en zijn goeddadigheden, ziet, die zijn geschreven in het gezicht van den profeet Jesaja, den zoon van Amoz, en in het boek der koningen van Juda en Israel.
33 En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in het hoogste van de graven der zonen van David; daartoe deden gans Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.