2 Samuël 12:21

21 Zo zeiden zijn knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend; maar nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten.

2 Samuël 12:21 Meaning and Commentary

2 Samuel 12:21

Then said his servants unto him, what thing [is] this that
thou hast done?
&c.] Or what is the reason of such conduct and behaviour? they knew what was done, but they did not know the meaning of it, which is what they inquired after:

thou didst fast and weep for the child, [while it was] alive;
prayed with fasting and weeping for it, that it might live and not die:

but when the child was dead thou didst rise and eat bread;
and appeared cheerful; this seemed strange to them, when they expected his sorrow would be increased.

2 Samuël 12:21 In-Context

19 Maar David zag, dat zijn knechten mompelden; zo merkte David, dat het kind dood was. Dies zeide David tot zijn knechten: Is het kind dood? En zij zeiden: Het is dood.
20 Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood; en zij zetten hem brood voor, en hij at.
21 Zo zeiden zijn knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend; maar nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten.
22 En hij zeide: Als het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend; want ik zeide: Wie weet, de HEERE zou mij mogen genadig zijn, dat het kind levend bleve.
23 Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.