2 Samuël 17:17

17 Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij in de stad kwamen.

2 Samuël 17:17 Meaning and Commentary

2 Samuel 17:17

Now Jonathan and Ahimaaz stayed by Enrogel
Who were the sons of the priests; these did not go into the city of Jerusalem with their parents, when they were sent back by David, ( 2 Samuel 15:27 ) ; but stayed by their direction at this place, which was near Jerusalem, and is called in the Targum the fuller's fountain, where they washed their clothes; and, as Kimchi and Jarchi say, by treading them with their feet, whence it had the name of Rogel, of which (See Gill on Joshua 15:7);

(for they might not be seen to come into the city);
having been charged by their parents to continue there for the sake of carrying intelligence to David, or because suspected by Absalom's party of carrying on such an intrigue:

and a wench went and told them:
what Hushai had communicated to the priests, and what was his advice to David; this girl is supposed by Kimchi and Abarbinel to be of the family of Zadok, by whom she was sufficiently instructed to tell her message, and of whom there would be no suspicion:

and they went and told King David;
the sons of the priests went and related to him all that had been transmitted to them.

2 Samuël 17:17 In-Context

15 En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters: Alzo en alzo heeft Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden, maar alzo en alzo heb ik geraden.
16 Nu dan, zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende: Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig over; opdat de koning niet verslonden worde, en al het volk, dat met hem is.
17 Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij in de stad kwamen.
18 Een jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch die beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis te Bahurim, dewelke een put had in zijn voorhof, en zij daalden daarin.
19 En de vrouw nam en spreidde een deksel over het opene van den put, en strooide gort daarop. Alzo werd de zaak niet bekend.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.