2 Samuël 18:27

27 Voorts zeide de wachter: Ik zie den loop des eersten aan, als den loop van Ahimaaz, Zadoks zoon. Toen zeide de koning: Dat is een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen.

2 Samuël 18:27 Meaning and Commentary

2 Samuel 18:27

And the watchman said, me thinketh
Or, "I see" F2; I perceive, so it appears to me:

that the running of the foremost is like the running of Ahimaaz the son
of Zadok;
who it seems was well known, and famous for his manner of running and swiftness in it, having been employed in carrying expresses before from Jerusalem to David, and his army, wheresoever they were; and some of these persons thus employed were very swift; we read F3 of one that was a king's messenger, that went from Jerusalem to Tyre, on the first of Elul, or August, in a night and a day; which, according to Bunting F4 was an hundred miles: this watchman must be one of David's sentinels, who was well acquainted with the people about him:

and the king said, he [is] a good man, and cometh with good tidings;
he knew he was a man of courage, and therefore was not one that fled, but must be a messenger; and that he was well affected to him, and would never be the messenger of evil tidings to him.


FOOTNOTES:

F2 (har yna) (egw orw) , Sept. "ego videns", Montanus; "video", Tigurine version.
F3 T. Hieros. Taanioth, fol. 68. 3.
F4 Travels, p. 200.

2 Samuël 18:27 In-Context

25 Zo riep de wachter, en zeide het den koning aan; en de koning zeide: Indien hij alleen is, zo is er een boodschap in zijn mond; en hij ging al voort en naderde.
26 Toen zag de wachter een anderen man lopende, en de wachter riep tot den poortier en zeide: Zie, er loopt nog een man alleen. Toen zeide de koning: Die is ook een boodschapper.
27 Voorts zeide de wachter: Ik zie den loop des eersten aan, als den loop van Ahimaaz, Zadoks zoon. Toen zeide de koning: Dat is een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen.
28 Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning Vrede! En hij boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun hand tegen mijn heer den koning ophieven, heeft overgegeven.
29 Toen zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een groot rumoer, als Joab, den knecht des konings, en mij uw knecht afzond, maar ik weet niet wat.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.