3
God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost!
The God of my rock; in him will I trust: [he is] my shield, and the horn of my salvation, my high tower, and my refuge, my saviour; thou savest me from violence.] (See Gill on Psalms 18:2).
1
En David sprak de woorden dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
2
Hij zeide dan: De HEERE is mij mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper.
3
God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost!
4
Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is, en ik werd verlost van mijn vijanden.
5
Want baren des doods hadden mij omvangen; beken Belials verschrikten mij.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.