2 Samuël 23:11

11 Na hem nu was Samma, de zoon van Age, de Harariet. Toen de Filistijnen verzameld waren in een dorp, en aldaar een stuk akkers was vol linzen, en het volk voor het aangezicht der Filistijnen vluchtte;

2 Samuël 23:11 Meaning and Commentary

2 Samuel 23:11

And after him [was] Shammah the son of Agee the Hararite
One who was of the mountainous country, as the Targum, the hill country of Judea, of Hebron, or the parts adjacent; this was the third of the first three; there was one of this name among the thirty, ( 2 Samuel 23:33 ) ;

and the Philistines were gathered together into a troop;
but so they were no doubt at first; R. Isaiah takes it to be the name of a place called Chiyah; as the Targum, Chayatha; and which Kimchi says was a village, an unwalled town; and Ben Melech observes, that it is said in the Arabic language, a collection of houses is called Alchai: it may be the same with Lehi, where Samson slew a thousand with the jawbone of an ass, ( Judges 15:17 ) , whence it had its name; and Josephus ^F21 says, the place where the Philistines were gathered together was called "the Jawbone": but perhaps the sense of Ben Gersom may be best of all, that they gathered together in this place for provision, for food and forage, to support the life of them and their cattle: since it follows,

where was a piece of ground full of lentiles;
a sort of pulse, which was eaten in those countries, and the pottage of which was delicious food, see ( Genesis 25:30 Genesis 25:34 ) ;

and the people fled from the Philistines;
as they did before under Eleazar, ( 2 Samuel 23:9 ) .

---

FOOTNOTES:

F21 Antiqu. l. 7. c. 12. sect. 4.

2 Samuël 23:11 In-Context

9 En na hem was Eleazar, de zoon van Dodo, zoon van Ahohi, deze was onder de drie helden met David, toen zij de Filistijnen beschimpten, die aldaar ten strijde verzameld waren, en de mannen van Israel waren opgetogen.

10 Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen, totdat zijn hand moede werd, ja, zijn hand aan het zwaard kleefde; en de HEERE wrocht een groot heil ten zelven dage; en het volk keerde wederom hem na, alleenlijk om te plunderen.

11 Na hem nu was Samma, de zoon van Age, de Harariet. Toen de Filistijnen verzameld waren in een dorp, en aldaar een stuk akkers was vol linzen, en het volk voor het aangezicht der Filistijnen vluchtte;

12 Zo stelde hij zich in het midden van dat stuk, en verloste dat, en sloeg de Filistijnen; en de HEERE wrocht een groot heil.

13 Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot David, in de spelonk van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaim.