Amos 4:11

11 Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

Amos 4:11 Meaning and Commentary

Amos 4:11

I have overthrown [some] of you, as God overthrew Sodom and
Gomorrah
Either their houses were burnt, or their bodies consumed by fire from heaven, with lightning; not whole cities, but the habitations of some particular persons, or they themselves: and ye were as a firebrand plucked out of the burning;
some escaped such an awful calamity, their houses were not consumed, while others were; and their persons were safe, while others, just by them, were struck dead at once: yet have ye not returned unto me, saith the Lord;
neither the judgments of God on themselves and others had any effect upon them to humble and reclaim them: such dispensations, without the grace of God is exerted, rather harden than soften; and, instead of bringing men to repentance, cause them to blaspheme; see ( Revelation 16:8-11 ) ; nor will the mercy and goodness of God, which should lead persons to repentance, attain that end, unless accompanied with the Spirit and grace of God; who, notwithstanding such mercies and deliverances, will remain senseless, stupid obdurate, and impenitent; see ( Revelation 9:20 Revelation 9:21 ) .

Amos 4:11 In-Context

9 Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

10 Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

11 Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

12 Daarom zal Ik u alzo doen, o Israel! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israel! om uw God te ontmoeten.

13 Want zie, Die de bergen formeert, en den wind schept, en den mens bekend maakt, wat zijn gedachte zij, Die den dageraad duisternis maakt, en op de hoogten der aarde treedt, HEERE, God der heirscharen, is Zijn Naam.