Amos 4:10

10 Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

Amos 4:10 Meaning and Commentary

Amos 4:10

I have sent among you the pestilence, after the manner of
Egypt
Like that which was sent among the firstborn of Egypt, and cut them off in one night; or when in the way of Egypt, as the Targum; either as in the wilderness, when they came out of Egypt, so Jarchi interprets it; see ( Numbers 16:46-49 ) ; or the Lord sent the pestilence as they went in the way to Egypt for help and assistence, or for shelter, for food in time of famine; for they went thither, as Kimchi says, because of the famine, to fetch food, from thence; and this was displeasing to the Lord, and he sent the plague among them, which cut them off in the way: your young men have I slain with the sword;
of the enemy in battle; or as they were in the way to Egypt, being sent there to fetch food, but were intercepted by the enemy: and have taken away your horses;
on which they rode to Egypt on the above errand; or rather which they brought up from thence, contrary to the command of God: and have made the stink of your camps to come up unto your nostrils;
such numbers of their armies being slain, and these lying unburied, the smell of them was very noisome: yet have ye not returned unto me saith the Lord;
still they continued obstinate and impenitent; (See Gill on Amos 4:6).

Amos 4:10 In-Context

8 En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

9 Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

10 Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

11 Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

12 Daarom zal Ik u alzo doen, o Israel! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israel! om uw God te ontmoeten.