Amos 9:10

10 Alle zondaars Mijns volks zullen door het zwaard sterven; die daar zeggen: Het kwaad zal tot ons niet genaken, noch ons voorkomen.

Amos 9:10 Meaning and Commentary

Amos 9:10

All the sinners of my people shall die by the sword
By the sword of the Assyrians, and of others, into whose countries they shall flee for shelter, ( Amos 9:1 Amos 9:4 ) ; even all such who are notorious sinners, abandoned to their lusts, obstinate and incorrigible; live in sin, and continue therein; repent not of sin, disbelieve the prophets of the Lord, and defy his threatenings, and put away the evil day far from them: which say, the evil shall not overtake nor prevent us;
the evil threatened by the prophet, the sword of the enemy, the desolation of their land, and captivity in a foreign land; these evils, if they came at all, which they gave little credit to, yet would not in their days; they would never come so near them, or so close to their heels as to overtake them, and seize them, or to get before them, and stop them fleeing from them; they promised themselves impunity, and were in no pain about the judgments threatened them; so daring and impudent, so irreligious and atheistical, were they in their thoughts, words, and actions; and therefore should all and everyone of them be destroyed.

Amos 9:10 In-Context

8 Ziet, de ogen des Heeren HEEREN zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik het van den aardbodem verdelge; behalve dat Ik het huis Jakobs niet ganselijk zal verdelgen, spreekt de HEERE.

9 Want ziet, Ik geef bevel, en Ik zal het huis Israels onder al de heidenen schudden, gelijk als zaad geschud wordt in een zeef; en niet een steentje zal er ter aarde vallen.

10 Alle zondaars Mijns volks zullen door het zwaard sterven; die daar zeggen: Het kwaad zal tot ons niet genaken, noch ons voorkomen.

11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, weder oprichten, en zal ze bouwen, als in de dagen van ouds;

12 Opdat zij erfelijk bezitten het overblijfsel van Edom, en al de heidenen, die naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt de HEERE, Die dit doet.