Daniël 10:17

17 En hoe kan de knecht van dezen mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want wat mij aangaat, van nu af bestaat geen kracht in mij, en geen adem is in mij overgebleven.

Daniël 10:17 Meaning and Commentary

Daniel 10:17

For how can the servant of this my lord talk with this my
lord?
&c.] Or, "talk with that my lord?" F26 pointing to the man clothed in linen, who appeared so glorious, and whom Daniel knew to be more than a man; and therefore he, who was a mere mortal sinful man, and reckoned himself a servant of the angel of the Lord that was now before him, and had touched him, and was conversing with him, and to whom he was greatly inferior, must be very unfit and unworthy to have conversation with one that was infinitely above him; "with such an one", his Lord, as Noldius F1 renders it, as Christ the Son of God, the Head of angels, King of kings, and Lord of lords; what was he, dust and ashes, that he should speak unto him, or be admitted to any discourse with him? so sensible was he of the greatness of Christ, and of his own frailty, sinfulness, and nothingness; for as for me, straightway there remained no strength in me;
as soon as ever he saw this great and glorious person; (See Gill on Daniel 10:8): neither is there breath left in me:
when he fainted away, and became like a dead man; and though he was raised up again, and set upon his feet, and had a little recovered his speech, yet it was with great difficulty that he breathed and spoke; as it is with men when their spirits are greatly oppressed, it is as if their life and soul were gone out of them, and they move more like dead than living men.


FOOTNOTES:

F26 (hz ynda Me) "cum domino meo illo", Pagninus, Montanus, Munster, Junius & Tremellius.
F1 Concord. Ebr. Part. p. 353.

Daniël 10:17 In-Context

15 En toen Hij deze woorden met mij sprak, sloeg ik mijn aangezicht ter aarde, en ik werd stom.
16 En ziet, Een, den mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak, en zeide tot Dien, Die tegenover mij stond: Mijn Heere! om des gezichts wil keren zich mijn weeen over mij, zodat ik geen kracht behoude.
17 En hoe kan de knecht van dezen mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want wat mij aangaat, van nu af bestaat geen kracht in mij, en geen adem is in mij overgebleven.
18 Toen raakte mij wederom aan Een, als in de gedaante van een mens; en Hij versterkte mij.
19 En Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! vrede zij u, wees sterk, ja, wees sterk! En terwijl Hij met mij sprak, werd ik versterkt, en zeide: Mijn Heere spreke, want Gij hebt mij versterkt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.