Daniël 2:30

30 Mij nu, mij is de verborgenheid geopenbaard, niet door wijsheid, die in mij is boven alle levenden; maar daarom, opdat men den koning de uitlegging zou bekend maken, en opdat gij de gedachten uws harten zoudt weten.

Daniël 2:30 Meaning and Commentary

Daniel 2:30

But as for me
As to the part I have in this affair, I can ascribe nothing to myself; it is all owing to the God of heaven, the recovery of the dream, and its interpretation: this secret is not revealed to me for any wisdom that I have more than
any living:
not that he thought or affirmed that he had more wisdom than any man living, as the Vulgate Latin version and others suggest; but as the king might think he had, by revealing this secret to him, and that it was owing to that; but that he had not such wisdom, and, whatever he had, which was the gift of God, it was not through that, or any sagacity and penetration into things he was master of, superior to others, that it was revealed to him; and therefore would not have it placed to any such account; this he said in great modesty, and in order to set the king right, and that God might have all the glory: but for their sakes that shall make known the interpretation to the
king;
meaning not only himself, and his companions concerned with him, that they might be promoted to honour and dignity, but the whole body of the Jews in captivity, with which they were in connection; that they might meet with more civil and kind treatment, for the sake of the God they worshipped, who revealed this secret to the king: or, "but that they might make known" ^F24; the three Persons in the Godhead, as some; the angels, as others; the ministers of God, as Aben Ezra: or rather it may be rendered impersonally, but that the interpretation might be made known to the king
^F25 as by the Vulgate Latin, as it follows: and that thou mightest know the thoughts of thy heart;
both what they were, which were forgotten, and the meaning of them.

---

FOOTNOTES:

F24 (Nwedwhy-Nhl) "sed ut notificarent", Pagninus, Montanus; "indicent", Vatablus.
F25 "Sed ut interpretatio regi manifesta fieret", V. L. "eo fine ut indicetur", De Dieu.

Daniël 2:30 In-Context

28 Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden openbaart, Die heeft den koning Nebukadnezar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het laatste der dagen; uw droom, en de gezichten uws hoofds op uw leger, zijn deze:

29 Gij, o koning! op uw leger zijnde, klommen uw gedachten op, wat hierna geschieden zou; en Hij, Die verborgen dingen openbaart, heeft u te kennen gegeven, wat er geschieden zal.

30 Mij nu, mij is de verborgenheid geopenbaard, niet door wijsheid, die in mij is boven alle levenden; maar daarom, opdat men den koning de uitlegging zou bekend maken, en opdat gij de gedachten uws harten zoudt weten.

31 Gij, o koning! zaagt, en ziet, er was een groot beeld (dit beeld was treffelijk, en deszelfs glans was uitnemend), staande tegen u over; en zijn gedaante was schrikkelijk.

32 Het hoofd van dit beeld was van goed goud; zijn borst en zijn armen van zilver; zijn buik en zijn dijen van koper;