Deuteronomium 10:11

11 Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op de reize, voor het aangezicht des volks, dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik hun vaderen gezworen heb, hun te geven.

Deuteronomium 10:11 Meaning and Commentary

Deuteronomy 10:11

And the Lord said unto me, arise, take thy journey before the
people
Here Moses goes on with his relation of things at Mount Sinai, how that upon his supplication for the people, on account of the destruction they were threatened with for their idolatry, the Lord was graciously pleased not only to hear him and forgive the people, but ordered him to go before them, and lead them on towards the land of Canaan he had promised them, ( Exodus 32:34 ) ( 33:1 ) ,

that they may go in and possess the land,
which I sware unto their fathers to give unto them; and which had it not been for their later murmurings and rebellions, they had been in the possession of it in a little time, especially after their departure from Sinai.

Deuteronomium 10:11 In-Context

9 Daarom heeft Levi geen deel noch erve met zijn broederen; de HEERE is zijn Erfdeel, gelijk als de HEERE, uw God, tot hem gesproken heeft.

10 En ik stond op den berg, als de vorige dagen, veertig dagen en veertig nachten; en de HEERE verhoorde mij ook op datzelve maal; de HEERE heeft u niet willen verderven.

11 Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op de reize, voor het aangezicht des volks, dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik hun vaderen gezworen heb, hun te geven.

12 Nu dan, Israel! wat eist de HEERE, uw God van u dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel;

13 Om te houden de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede, u ten goede.