Deuteronomium 14:20

20 Al het rein gevogelte zult gij eten.

Deuteronomium 14:20 Meaning and Commentary

Deuteronomy 14:20

But of all clean fowls ye may eat.
] Even of all fowls, but those before excepted; Aben Ezra instances in the locust, as being a clean fowl, that might be eaten; and so the Targum of Jonathan is

``every clean locust ye may eat;''

see ( Leviticus 11:22 ) .

Deuteronomium 14:20 In-Context

18 En de ooievaar, en de reiger naar zijn aard; en de hop, en de vledermuis;
19 Ook al het kruipend gevogelte zal ulieden onrein zijn; zij zullen niet gegeten worden.
20 Al het rein gevogelte zult gij eten.
21 Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling, die in uw poorten is, zult gij het geven, dat hij het ete, of verkoopt het den vreemde; want gij zijt een heilig volk den HEERE, uw God. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder.
22 Gij zult getrouwelijk vertienen al het inkomen uws zaads, dat elk jaar van het veld voortkomt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.