Deuteronomium 18:5

5 Want de HEERE, uw God, heeft hem uit al uw stammen verkoren, dat hij sta, om te dienen in den Naam des HEEREN, hij en zijn zonen, te allen dage.

Deuteronomium 18:5 Meaning and Commentary

Deuteronomy 18:5

For the Lord thy God hath chosen him out of all thy tribes,
&c.] That is, has chosen the tribe of Levi out of all the other tribes of Israel:

to stand to minister in the name of the Lord;
the priests to minister to the Lord by offering sacrifices, and the Levites to minister to the priests in assisting them in their service; and both their ministry were in the name of the Lord, and for his glory, and done standing; for there was no sitting in the sanctuary ^F23; the priestly ministry was only performed standing ^F24, whatever was done sitting was rejected {y}; see ( Hebrews 10:11 ) ,

him and his sons for ever;
Levi and his posterity, or the posterity of the tribe of Levi, were chosen by the Lord to this service, to be employed in it as long as the ceremonial law continued, on which stood the Levitical priesthood; but both are now abolished by Christ, having their accomplishment in him, ( Hebrews 7:11 ) ( 12:18 ) .

---

FOOTNOTES:

F23 Maimon. in Misn. Zebachim, c. 2. sect. 1.
F24 Bartenora in ib.
F25 Misn. ib.

Deuteronomium 18:5 In-Context

3 Dit nu zal het recht der priesters zijn van het volk, van hen, die een offerande offeren, hetzij een os, of klein vee: dat hij den priester zal geven den schouder, en beide kinnebakken, en de pens.

4 De eerstelingen van uw koren, van uw most en van uw olie, en de eerstelingen van de beschering uwer schapen zult gij hem geven;

5 Want de HEERE, uw God, heeft hem uit al uw stammen verkoren, dat hij sta, om te dienen in den Naam des HEEREN, hij en zijn zonen, te allen dage.

6 Voorts wanneer een Leviet zal komen uit een uwer poorten, uit gans Israel, alwaar hij woont, en hij komt naar alle begeerte zijner ziel, tot de plaats, die de HEERE zal hebben verkoren;

7 En hij dienen zal in den Naam des HEEREN, zijns Gods, als al zijn broederen, de Levieten, die aldaar voor het aangezicht des HEEREN staan;