Deuteronomium 19:4

4 En dit zij de zaak des doodslagers, die daarhenen vlieden zal, dat hij leve; die zijn naaste zal geslagen hebben door onwetendheid, dien hij toch van gisteren en eergisteren niet haatte;

Deuteronomium 19:4 Meaning and Commentary

Deuteronomy 19:4

And this is the case of the slayer, which shall flee thither,
that he may live
It was not any slayer that might have protection in these cities, but such who were thus and thus circumstanced, or whose case was as follows:

whoso killeth his neighbour ignorantly;
without intention, as the Targum of Jonathan, did not design it, but was done by him unawares:

whom he hated not in time past;
had never shown by words or deeds that he had any hatred of him or enmity to him three days ago; so that if there were no marks of hatred, or proofs of it three days before this happened, it was reckoned an accidental thing, and not done on purpose, as this phrase is usually interpreted; see ( Exodus 21:29 ) .

Deuteronomium 19:4 In-Context

2 Zo zult gij u drie steden uitscheiden, in het midden van uw land, hetwelk de HEERE, uw God, u geven zal, om dat erfelijk te bezitten.

3 Gij zult u den weg bereiden, en de pale uws lands, dat u de HEERE, uw God, zal doen erven, in drieen delen; dit nu zal zijn, opdat ieder doodslager daarhenen vliede.

4 En dit zij de zaak des doodslagers, die daarhenen vlieden zal, dat hij leve; die zijn naaste zal geslagen hebben door onwetendheid, dien hij toch van gisteren en eergisteren niet haatte;

5 Als, dewelke met zijn naaste in het bos zal zijn gegaan, om hout te houwen, en zijn hand met de bijl wordt aangedreven, om hout af te houwen, en het ijzer schiet af van den steel, en treft zijn naaste, dat hij sterve; die zal in een dezer steden vluchten en leven;

6 Opdat de bloedwreker den doodslager niet najage, als zijn hart verhit is, en hem achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla aan het leven; zo toch geen oordeel des doods aan hem is; want hij haatte hem niet van gisteren en eergisteren.