Deuteronomium 19:6

6 Opdat de bloedwreker den doodslager niet najage, als zijn hart verhit is, en hem achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla aan het leven; zo toch geen oordeel des doods aan hem is; want hij haatte hem niet van gisteren en eergisteren.

Deuteronomium 19:6 Meaning and Commentary

Deuteronomy 19:6

Lest the avenger of blood pursue the slayer
These words are to be connected with ( Deuteronomy 19:3 ) , where it is ordered to prepare the way to the cities of refuge, and to divide the land into three parts, for the convenience of the slayer to flee thither, lest he that was next of kin, and incensed against the slayer, and determined to avenge what was done, should pursue after him:

while his heart is hot;
by reason of the loss of his relation, upon which his passions being raised, his heart becomes inflamed with wrath and anger; which pushes him upon an eager and hasty pursuit of the slayer, before he sits down and coolly considers and deliberates on the affair:

and overtake him, because the way is long, and slay him;
wherefore it was proper that everything should be done to make the way to these cities as easy and as short as it could be:

whereas he was not worthy of death;
had not committed an action deserving of it, it being done ignorantly and without notice, as follows:

inasmuch as he hated him not in time past;
(See Gill on Deuteronomy 19:4).

Deuteronomium 19:6 In-Context

4 En dit zij de zaak des doodslagers, die daarhenen vlieden zal, dat hij leve; die zijn naaste zal geslagen hebben door onwetendheid, dien hij toch van gisteren en eergisteren niet haatte;
5 Als, dewelke met zijn naaste in het bos zal zijn gegaan, om hout te houwen, en zijn hand met de bijl wordt aangedreven, om hout af te houwen, en het ijzer schiet af van den steel, en treft zijn naaste, dat hij sterve; die zal in een dezer steden vluchten en leven;
6 Opdat de bloedwreker den doodslager niet najage, als zijn hart verhit is, en hem achterhale, omdat de weg te verre zou zijn, en hem sla aan het leven; zo toch geen oordeel des doods aan hem is; want hij haatte hem niet van gisteren en eergisteren.
7 Daarom gebiede ik u, zeggende: Gij zult u drie steden uitscheiden.
8 En indien de HEERE, uw God, uw landpale zal verwijden, gelijk als Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, hetwelk Hij uw vaderen te geven gesproken heeft;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.