Deuteronomium 21:11

11 En gij onder de gevangenen zult zien een vrouw, schoon van gedaante, en gij lust tot haar gekregen zult hebben, dat gij ze u ter vrouwe neemt;

Deuteronomium 21:11 Meaning and Commentary

Deuteronomy 21:11

And seest among the captives a beautiful woman
Whether a virgin, wife, or widow, according to the Jewish writers, even though another man's wife; so Jarchi ^F3, and Maimonides ^F4; the marriages of Gentiles being reckoned by the Jews no marriages:

and hast a desire unto her;
being captivated with her beauty; some understand this of the strength and rage of lust, but it rather signifies a passionate desire of enjoying her in a lawful way, as follows:

that thou wouldest have her to thy wife;
to be married to her in a legal manner; for though it was not allowed the Israelites to marry any of the seven nations of Canaan, nor indeed with any of other nations continuing in their idolatry; yet they might marry such as became their captives and servants, and were wholly in their own power; and especially if proselytes to their religion, and which this fair captive was to become before marriage, as is by some gathered from the following things to be done by her; though after all, this was only a permission, because of the hardness of their hearts, as is said of divorce; and that such marriages were not very grateful to God appears, as some have observed, from the ceremonies used before marriage, to render her contemptible; and the easy dismission of her afterwards, according to the sense of some interpreters.

---

FOOTNOTES:

F3 Vid. T. Bab. Kiddushin, fol. 21. 2.
F4 Hilchot Melachim, c. 8. sect. 3.

Deuteronomium 21:11 In-Context

9 Alzo zult gij het onschuldig bloed uit het midden van u wegdoen; want gij zult doen, wat recht is in de ogen des HEEREN.

10 Wanneer gij zult uitgetogen zijn tot den strijd tegen uw vijanden; en de HEERE, uw God, hen zal gegeven hebben in uw hand, dat gij hun gevangenen gevankelijk wegvoert;

11 En gij onder de gevangenen zult zien een vrouw, schoon van gedaante, en gij lust tot haar gekregen zult hebben, dat gij ze u ter vrouwe neemt;

12 Zo zult gij haar binnen in uw huis brengen; en zij zal haar hoofd scheren, en haar nagelen besnijden.

13 En zij zal het kleed harer gevangenis van zich afleggen, en in uw huis zitten, en haar vader en haar moeder een maand lang bewenen; en daarna zult gij tot haar ingaan, en haar man zijn, en zij zal u ter vrouwe zijn.