Deuteronomium 6:2

2 Opdat gij den HEERE, uw God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, en Zijn geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind, en kindskind, al de dagen uws levens; en opdat uw dagen verlengd worden.

Deuteronomium 6:2 Meaning and Commentary

Deuteronomy 6:2

That thou mightest fear the Lord thy God
Being taught to know the greatness of his being, and the nature of his mind and will, and the manner of his worship; and not with a slavish fear, but with a filial one, a reverential affection for God; being instructed in their duty, as of children, to their God and Father; see ( Deuteronomy 5:29 )

to keep all his statutes, and his commandments, which I command thee;
not in his own name, but in the name, and by the authority of God, whose minister and messenger he was; and all, having the stamp of divine authority on them, were to be observed and kept, and not one to be neglected or departed from:

thou, and thy son, and thy son's son, all the days of thy life;
a man and his children, and grandchildren; he was to take care that they kept all the commandments of the Lord as long as he lived, and had any concern with them:

and that thy days may be prolonged;
long life being reckoned a very great outward mercy; a long enjoyment of, and continuance in the land of Canaan, is chiefly designed, which is usually expressed when this is observed; see ( Deuteronomy 4:26 Deuteronomy 4:40 ) ( Deuteronomy 5:16 Deuteronomy 5:33 ) .

Deuteronomium 6:2 In-Context

1 Dit zijn dan de geboden, de inzettingen en de rechten, die de HEERE, uw God, geboden heeft om u te leren; opdat gij ze doet in het land, naar hetwelk gij heentrekt, om dat erfelijk te bezitten;

2 Opdat gij den HEERE, uw God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, en Zijn geboden, die ik u gebiede; gij, en uw kind, en kindskind, al de dagen uws levens; en opdat uw dagen verlengd worden.

3 Hoor dan, Israel! en neem waar, dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land, dat van melk en honig is vloeiende.

4 Hoor, Israel! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!

5 Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart, en met uw ganse ziel, en met al uw vermogen.