Exodus 13:16

16 En het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd.

Exodus 13:16 Meaning and Commentary

Exodus 13:16

And it shall be for a token upon thine head, and for frontlets
between thine eyes
These laws observed concerning the setting apart the firstlings of their beasts, the redemption of the firstborn of unclean ones, and of the firstborn of men, will bring the reason of it, the destruction of the firstborn of Egypt, and the preservation of the firstborn of Israel, as fresh to remembrance as any token upon the hand, put there to bring things to mind; and it will be as easily and as clearly discerned as anything upon a man's forehead may be seen by another: for by strength of hand the Lord brought us forth out of Egypt:
which is often mentioned, that it might be observed; it being the signs and wonders which the omnipotent hand of God wrought, especially the last, which worked upon Pharaoh, to let the people of Israel go; and their posterity, in all succeeding ages, would speak of this affair as if personally concerned in it, they being then in the loins of their ancestors, and represented by them, as well as they reaped and enjoyed all the benefits of that wonderful deliverance, the possession of the land of Canaan, and the blessings of it, as well as many other privileges both of a civil and religious kind. And so Maimonides F11 says,

``in every age a man is obliged to consider himself as if he in himself now went out of the bondage of Egypt, as it is said, "and he brought us forth from thence"''

FOOTNOTES:

F11 Hilchot Chametz Umetzah, c. 7. sect. 6.

Exodus 13:16 In-Context

14 Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat is dat? zo zult gij tot hem zeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, uitgevoerd.
15 Want het geschiedde, toen Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen in Egypteland, van des mensen eerstgeborene af, tot den eerstgeborene der beesten; daarom offer ik den HEERE de mannetjes van alles, wat de baarmoeder opent; doch alle eerstgeborenen mijner zonen los ik.
16 En het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd.
17 En het is geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op den weg van het land der Filistijnen, hoewel die nader was; want God zeide: Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte.
18 Maar God leidde het volk om, langs den weg van de woestijn der Schelfzee. De kinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.