Ezechiël 12:16

16 Doch Ik zal van hen weinige lieden doen overblijven van het zwaard, van den honger en van de pestilentie; opdat zij al hun gruwelen vertellen onder de heidenen, waarhenen zij komen zullen, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.

Ezechiël 12:16 Meaning and Commentary

Ezekiel 12:16

But I will leave a few men of them
Or, "men of number" {x}; of a small number, such as are easily reckoned up; which will require no great skill in numbers, nor trouble to count them: from the sword, from the famine, and from the pestilence;
during the siege of Jerusalem, and at the breaking of it up; but then they should be carried captive into other countries: that they may declare all their abominations among the Heathen whither
they come;
who, observing their calamities, and distresses, would read their sin in their punishment; and conclude they must have been guilty of great enormities, who were punished in such a manner; so that their punishment was a visible and standing declaration to the Heathens of the abominable sins they had been guilty of: or else the end of reserving a few of them from the above capital judgments was, that they being brought to a sense of their sins by their afflictions, might freely confess them, express their repentance for them, and justify God in his proceedings towards them: and they shall know that I [am] the Lord;
not the Heathens, among whom this declaration would be made; but the Jews, brought under a conviction of their sin, and of the justice of God in his dealings with them.


FOOTNOTES:

F24 (rpom yvna) "viros numeri", Montanus, Vatablus; "homines numero", Starckius.

Ezechiël 12:16 In-Context

14 En allen, die rondom hem zijn tot zijn hulp, en al zijn benden zal Ik in alle winden verstrooien; en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken.
15 Alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik hen onder de heidenen verspreiden en hen in de landen verstrooien zal.
16 Doch Ik zal van hen weinige lieden doen overblijven van het zwaard, van den honger en van de pestilentie; opdat zij al hun gruwelen vertellen onder de heidenen, waarhenen zij komen zullen, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
17 Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende:
18 Mensenkind, gij zult uw brood eten met beven, en uw water zult gij met beroerte en met kommer drinken.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.