Ezechiël 16:27

27 Ziet, daarom strekte Ik Mijn hand over u uit, en verminderde uw bescheiden deel; en Ik gaf u over in den lust dergenen, die u haten, der dochteren der Filistijnen, die vanwege uw schandelijken weg beschaamd waren.

Ezechiël 16:27 Meaning and Commentary

Ezekiel 16:27

Behold, therefore I have stretched out my hand over thee
His chastising and correcting hand, to show his resentment at their sins, and bring them to a sense of them, and repentance for them: and have diminished thine ordinary [food];
their stated allowances, the common mercies and blessings of life they had been indulged with, but now were lessened; and particularly a famine was brought upon them, as well as they were deprived of other favours for their sins; God dealing with them as husbands with their wanton wives, who keep them to stricter allowance, and closer confinement, in order to check and tame them: and delivered thee unto the will of them that hate thee, the daughters
of the Philistines;
which perhaps may refer to the times of Ahaz, when the Philistines invaded the cities of the low country, and of the south of Judah, and took many of their cities, and brought Judah low, ( 2 Chronicles 28:18 2 Chronicles 28:19 ) ; which are ashamed of thy lewd way:
of their inconstancy in changing their religion, relinquishing the worship of the true God, and embracing that of others, when they abode by their ancient religion and worship, ( Jeremiah 2:10 Jeremiah 2:11 ) . The Targum is,

``to whom if I had sent my prophets, they would have been ashamed;''

see ( Matthew 11:21 Matthew 11:23 ) .

Ezechiël 16:27 In-Context

25 Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge plaatsen gebouwd, en hebt uw schoonheid gruwelijk gemaakt, en hebt met uw benen geschreden voor een ieder, die voorbijging, en hebt uw hoererijen vermenigvuldigd.

26 Gij hebt ook gehoereerd met de kinderen van Egypte, uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken.

27 Ziet, daarom strekte Ik Mijn hand over u uit, en verminderde uw bescheiden deel; en Ik gaf u over in den lust dergenen, die u haten, der dochteren der Filistijnen, die vanwege uw schandelijken weg beschaamd waren.

28 Verder hebt gij gehoereerd met de kinderen van Assur, omdat gij onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd hebt, zijt gij ook niet verzadigd geworden.

29 Maar gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd in het land van Kanaan tot in Chaldea; en daarmede ook zijt gij niet verzadigd geworden.