Ezechiël 16:26

26 Gij hebt ook gehoereerd met de kinderen van Egypte, uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken.

Ezechiël 16:26 Meaning and Commentary

Ezekiel 16:26

Thou hast also committed fornication with the Egyptians
By entering into leagues and alliances with them, and seeking to them for help and assistance against their enemies; from whose bondage they had formerly been delivered, and whose society they were cautioned against; and yet they forsook the Lord, and joined themselves to them by solemn covenant; and not only so, but fell into the worship of their idols, who were a people of all others the most superstitious, and given to idolatry; and many of their idolatrous rites and ceremonies were received and retained by the Jews, as the worshipping of Tammuz, and other idols: thy neighbours, great of flesh:
being their neighbours, and full of power and strength to assist them, they courted their friendship and alliance; and their idolatries being many and monstrous, were the more courted by them: the allusion is to women of shameless impudence and insatiable lust, who covet men, whose flesh is as the flesh of asses, and their issue as horses, ( Ezekiel 23:20 ) ; flesh here signifies the privy parts of men; so Ben Melech; and hast increased thy whoredoms, to provoke my anger;
multiplied their idolatries, which they learned of the Egyptians, a people much given thereunto; and which were abominable and highly provoking to God, ( 1 Peter 4:3 ) . The Targum is,

``thou hast increased thine idols.''

Ezechiël 16:26 In-Context

24 Dat gij u een verwelfsel gebouwd hebt, en u een hoge plaats gemaakt hebt in elke straat.

25 Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge plaatsen gebouwd, en hebt uw schoonheid gruwelijk gemaakt, en hebt met uw benen geschreden voor een ieder, die voorbijging, en hebt uw hoererijen vermenigvuldigd.

26 Gij hebt ook gehoereerd met de kinderen van Egypte, uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken.

27 Ziet, daarom strekte Ik Mijn hand over u uit, en verminderde uw bescheiden deel; en Ik gaf u over in den lust dergenen, die u haten, der dochteren der Filistijnen, die vanwege uw schandelijken weg beschaamd waren.

28 Verder hebt gij gehoereerd met de kinderen van Assur, omdat gij onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd hebt, zijt gij ook niet verzadigd geworden.