Ezechiël 20:10

10 En Ik voerde hen uit Egypteland, en bracht hen in de woestijn.

Ezechiël 20:10 Meaning and Commentary

Ezekiel 20:10

Wherefore I caused them to go forth out of the land of Egypt,
&c.] It was the Lord that brought them out from thence with a mighty hand and outstretched arm; that obliged Pharaoh to let them go, and gave them favour in the eyes of the Egyptians, that they went out unmolested by them: and brought them into the wilderness;
before they went into the land of Canaan; here they had freedom from their bondage, and were in a wonderful manner provided for by the Lord, guided, supported, preserved, and at last brought to the promised land.

Ezechiël 20:10 In-Context

8 Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, noch verliet de drekgoden van Egypte; daarom zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid over hen uitgieten zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland.
9 Doch Ik deed het om Mijns Naams wil, opdat hij niet ontheiligd wierde voor de ogen der heidenen, in welker midden zij waren; aan welke Ik Mij, voor derzelver ogen, bekend gemaakt heb, om hen uit Egypteland uit te voeren.
10 En Ik voerde hen uit Egypteland, en bracht hen in de woestijn.
11 Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, en maakte hun Mijn rechten bekend, dewelke, zo ze een mens doet, zal hij door dezelve leven.
12 Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben, Die hen heilige.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.