Ezechiël 20:39

39 En gijlieden, o huis Israels, alzo zegt de Heere HEERE: Gaat henen, dient een ieder zijn drekgoden, ook hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt niet meer Mijn heiligen Naam, met uw giften en met uw drekgoden.

Ezechiël 20:39 Meaning and Commentary

Ezekiel 20:39

As for you, O house of Israel
The then present house of Israel, and the elders of it, who were upon the spot with the prophet: go ye, serve ye everyone his idols;
or dunghill gods; since they liked not to serve the true God: this is not giving them leave to serve idols, or approving their idolatrous practices; but is said "ironically", as Kimchi and Ben Melech observe, who compare it with ( Ecclesiastes 11:9 ) : and hereafter also, if ye will not hearken unto me;
not only serve them now, but for the future; seeing ye choose not to hearken to my voice, to obey my laws, and to worship me, and me only; for it suggests, that it was better to attend to the service of the one, or of the other, and not halt between two opinions; but either, if the God of Israel was the true God, then serve him, and him only; but if Baal, or any other Heathen deity, was so, then serve them, and keep serving them: but pollute ye my holy name no more with your gifts and with your
idols;
to worship him along with them, and them along with him; to pretend they worshipped him in them, and offered their gifts and sacrifices to him through them; and so made use of his name as a cover to their idolatrous practices: this was a polluting his name, and was abominable to him.

Ezechiël 20:39 In-Context

37 En Ik zal ulieden onder de roede doen doorgaan, en Ik zal u brengen onder den band des verbonds.

38 Daartoe zal Ik, die rebel zijn, en die tegen Mij overtreden, uit ulieden uitzuiveren; Ik zal hen uit het land hunner vreemdelingschappen uitvoeren, en zij zullen in het landschap Israels niet weder komen, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben.

39 En gijlieden, o huis Israels, alzo zegt de Heere HEERE: Gaat henen, dient een ieder zijn drekgoden, ook hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt niet meer Mijn heiligen Naam, met uw giften en met uw drekgoden.

40 Want op Mijn heiligen berg, op den hogen berg Israels, spreekt de Heere HEERE, daar zal Mij het ganse huis Israels in het land dienen, zij allen; daar zal Ik welgevallen aan hen nemen, en daar zal Ik uw hefofferen eisen, en de eerstelingen uwer heffingen met al uw geheiligde dingen.

41 Ik zal een welgevallen aan ulieden nemen om den liefelijken reuk, wanneer Ik u van de volken uitvoeren, en u vergaderen zal uit de landen, in dewelke gij zult verstrooid zijn, en Ik zal in u geheiligd worden voor de ogen der heidenen.