Ezechiël 24:3

3 En gebruik een gelijkenis tot dat wederspannig huis, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Zet een pot toe, zet hem toe, en giet ook water daarin.

Ezechiël 24:3 Meaning and Commentary

Ezekiel 24:3

And utter a parable to the rebellious house
The people of the Jews so called, not so much on account of their rebellion against the king of Babylon, which caused him to come against them, as on account of their rebellion against God, and the breach of his laws; see ( Ezekiel 2:3 Ezekiel 2:5-8 ) . The prophet is bid to represent to them, in a figurative and emblematic way, the miseries that were coming upon them for their wickedness, namely, under the parable of a boiling pot: and say unto them, thus saith the Lord God;
speaking in his name, and as coming from him, and clothed with his authority; that the following parable might not be thought to be a fancy and chimera of his own: "set on a pot, set it on"; set a pot on the fire, and do it quickly. This "pot" is the city of Jerusalem, which was to be brought into great distress and ruin; not a cauldron of brass, wherein the inhabitants should be as safe as if they had walls of brass about them, as they vainly boasted, ( Ezekiel 11:3 ) , but a seething pot, such an one as Jeremiah saw, to which, it may be, reference is here had, ( Jeremiah 1:13 ) , in which the people should be destroyed: and also pour water into it;
which, as it is some time a boiling, may denote the length of the siege of the city, which held two years; and of the troubles and miseries attending it; and of the greatness of them, which were as intolerable as boiling water. The Targum is,

``prophesy that armies shall come against this city; and also there shall be given unto it length of time to receive the siege.''

Ezechiël 24:3 In-Context

1 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, in het negende jaar, in de tiende maand, op den tienden der maand, zeggende:

2 Mensenkind! schrijf u den naam van den dag op, even van dezen zelfden dag; de koning van Babel legt zich voor Jeruzalem, even op dezen zelfden dag.

3 En gebruik een gelijkenis tot dat wederspannig huis, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Zet een pot toe, zet hem toe, en giet ook water daarin.

4 Doe zijn stukken te zamen daarin, alle goede stukken, de dij en den schouder, vul hem met de keur der beenderen.

5 Neem de keur van de kudde, en stook ook een brandstapel van de beenderen daaronder; doe hem wel opzieden; ook zullen zijn beenderen daarin gekookt worden.