Ezechiël 30:9

9 Te dien dage zullen er boden van voor Mijn aangezicht in schepen uitvaren, om het zorgeloze Morenland te verschrikken; en er zal grote smart bij hen zijn, als in den dag van Egypte; want ziet, het komt aan!

Ezechiël 30:9 Meaning and Commentary

Ezekiel 30:9

In that day shall messengers go forth from me in ships
Either by the river Nile, or by the Red sea, to Arabia Felix, which some think is meant by Ethiopia. Cush or Ethiopia was encompassed about with water, so that there was no coming to it but by ships; see ( Genesis 2:13 ) , compare with this ( Isaiah 18:1 Isaiah 18:2 ) , the messengers here were either such who under a divine impulse, or however by the providence of God, were directed to go to Ethiopia, and tell them the news of the destruction of Egypt; or these were messengers sent by the king of Babylon, to demand a surrender of their country to him; or it may design him himself, and his army, who marched thither to subdue that country also, after the conquest of Egypt. So the Targum,

``at that time messengers shall go forth from before me with legions;''

and because all this was by the appointment and providence of God, they are represented as messengers sent by him: to make the careless Ethiopians afraid;
with the news of the fall of Egypt their confederate, and of a mighty army coming against them; who had dwelt securely and confidently, at ease and unconcerned, without any sense of danger, or fear of any enemy: and great pain shall come upon them, as in the day of Egypt;
either as of old, when the plagues were on Egypt, and especially when they were drowning in the Red sea; or as of late, when the sword was in Egypt, and ravaging there: for, lo, it cometh;
the same day was coming on them as came on Egypt, the day of the Lord, a cloudy one, and the time of the Heathen; it was certain, just at hand, and there was no escaping it; see ( Ezekiel 30:3 Ezekiel 30:4 ) .

Ezechiël 30:9 In-Context

7 En zij zullen verwoest worden in het midden der verwoeste landen; en haar steden zullen zijn in het midden der verwoeste steden.

8 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik een vuur in Egypte zal hebben gelegd, en al haar helpers zullen verbroken worden.

9 Te dien dage zullen er boden van voor Mijn aangezicht in schepen uitvaren, om het zorgeloze Morenland te verschrikken; en er zal grote smart bij hen zijn, als in den dag van Egypte; want ziet, het komt aan!

10 Zo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal de menigte van Egypte doen ophouden, door de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel.

11 Hij, en zijn volk met hem, de tirannigste der heidenen zullen aangevoerd worden, om het land te verderven; en zij zullen hun zwaarden tegen Egypte uittrekken, en het land met verslagenen vervullen.