Ezechiël 35:5

5 Omdat gij een eeuwige vijandschap hebt, en hebt de kinderen Israels doen wegvloeien door het geweld des zwaards, ten tijde huns verderfs, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;

Ezechiël 35:5 Meaning and Commentary

Ezekiel 35:5

Because thou hast had a perpetual hatred
There was an old grudge and enmity subsisting in the posterity of Esau against the posterity of Jacob, because the latter supplanted the former, and got the birthright and blessing from him; and which was discovered in all ages, and at all opportunities, and on all occasions which offered; and such has been the hatred of the church of Rome against the true professors and followers of Christ, as their bloody persecution of them in all ages have shown: and hast shed the blood of the children of Israel by the force of the
sword in the time of their calamity:
when Jerusalem was taken by the Chaldeans, the Edomites not only rejoiced at it, and took part of the spoil, but stood in the crossways, and slew those that made their escape; or drove them back upon the sword of the enemy; or delivered them into their hands; which was barbarous and inhuman usage of their neighbours and brethren; see ( Obadiah 1:10 Obadiah 1:11 ) . The Targum is,

``and thou didst deliver the children of Israel into the hands of those that slay with the sword, in the time of their destruction:''

in the time that their iniquity had an end;
when either the measure of that was full; or when they received for it full correction and chastisement; at the consummation of that.

Ezechiël 35:5 In-Context

3 En zeg tot hetzelve: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en zal u stellen tot een verwoesting en een schrik.

4 Ik zal uw steden stellen tot eenzaamheid, en gij zult een verwoesting worden, en zult weten, dat Ik de HEERE ben.

5 Omdat gij een eeuwige vijandschap hebt, en hebt de kinderen Israels doen wegvloeien door het geweld des zwaards, ten tijde huns verderfs, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;

6 Daarom, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE; Ik zal u voorzeker ten bloede bereiden, en het bloed zal u vervolgen; alzo gij het bloed niet hebt gehaat, zal u het bloed ook vervolgen.

7 En Ik zal het gebergte Seir tot de uiterste verwoesting stellen; en Ik zal uit hetzelve uitroeien dien, die er doorgaat, en dien, die wederkeert.