Ezechiël 35:3

3 En zeg tot hetzelve: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en zal u stellen tot een verwoesting en een schrik.

Ezechiël 35:3 Meaning and Commentary

Ezekiel 35:3

And say unto it, thus saith the Lord God
The prophet was not upon the spot, and could not direct his speech immediately to the Edomites; but he might send this prophecy to their ambassadors at Babylon; or in a letter to them in their own land, in the name of the Lord: behold, O Mount Seir, I am against thee:
not the face of the prophet only, but the face of God himself was against them; and a terrible thing it is for any to have God to be against them, whether a nation, or a particular person. The Targum is,

``behold, I send my fury upon thee:''

and I will stretch out mine hand against thee;
which was able to reach them wherever they were: and which, being stretched out, cannot be turned back; and, where it lights, falls heavy indeed; namely, his mighty hand of power and wrath. The Targum is,

``and I will lift up the stroke of my power upon thee;''

that is, lift up his hand and strike powerfully; the consequence of which must be as follows: and I will make thee most desolate;
their land, cities, towns, and villages, all should be utterly laid waste; see ( Revelation 17:16 ) ( 18:8 ) , so it follows:

Ezechiël 35:3 In-Context

1 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen het gebergte Seir, en profeteer tegen hetzelve,

3 En zeg tot hetzelve: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en zal u stellen tot een verwoesting en een schrik.

4 Ik zal uw steden stellen tot eenzaamheid, en gij zult een verwoesting worden, en zult weten, dat Ik de HEERE ben.

5 Omdat gij een eeuwige vijandschap hebt, en hebt de kinderen Israels doen wegvloeien door het geweld des zwaards, ten tijde huns verderfs, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;