Ezechiël 4:1

1 En gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, en leg dien voor uw aangezicht, en bewerp daarop de stad Jeruzalem.

Ezechiël 4:1 Meaning and Commentary

Ezekiel 4:1

Thou also, son of man, take thee a tile
Or "brick" F26. The Targum renders it, a "stone"; but a tile or brick, especially one that is not dried and burned, but green, is more fit to cut in it the figure of a city. Some think that this was ordered because cities are built of brick; or to show the weakness of the city of Jerusalem, how easily it might be demolished; and Jerom thinks there was some design to lead the Jews to reflect upon their making bricks in Egypt, and their hard service there; though perhaps the truer reason may be, because the Babylonians had been used to write upon tiles. Epigenes F1 says they had celestial observations of a long course of years, written on tiles; hence the prophet is bid to describe Jerusalem on one, which was to be destroyed by the king of Babylon; and lay it before thee:
as persons do, who are about to draw a picture, make a portrait, or engrave the form of anything they intend: and portray upon it the city; [even] Jerusalem;
or engrave upon it, by making incisions on it, and so describing the form and figure of the city of Jerusalem.


FOOTNOTES:

F26 (hnbl) "laterem", V. L. Pagninus, Montanus, Junius & Tremellius, Polanus. Piscator.
F1 Apud Plin. Nat. Hist. l. 7. c. 56.

Ezechiël 4:1 In-Context

1 En gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, en leg dien voor uw aangezicht, en bewerp daarop de stad Jeruzalem.
2 En maak een belegering tegen haar, en bouw tegen haar sterkten, en werp tegen haar een wal op, en stel legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom.
3 Verder, neem gij u een ijzeren pan, en stel ze tot een ijzeren muur tussen u en tussen die stad; en richt uw aangezicht tegen haar, dat zij in belegering kome, en gij zult ze belegeren. Dit zij den huize Israels een teken.
4 Lig gij ook neder op uw linkerzijde, en leg daarop de ongerechtigheid van het huis Israels, naar het getal der dagen, dat gij daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid dragen.
5 Want Ik heb u gegeven de jaren hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van het huis Israels dragen zult.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.