Ezechiël 40:46

46 Maar de kamer, welker voorste deel den weg naar het noorden is, is voor de priesteren, die de wacht des altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen van Levi tot den HEERE naderen, om Hem te dienen.

Ezechiël 40:46 Meaning and Commentary

Ezekiel 40:46

And the chamber whose prospect is towards the north
The row of chambers on the side of the east gate; that side of it that was towards the north, and which the chambers in it faced: is for the priests, the keepers of the charge of the altar;
the ministers of the Gospel, that take care of the altar, of public worship; that preach the Gospel, and administer ordinances; and who are to be taken care of themselves, and live of the Gospel, and have everything provided for them that is necessary, ( 1 Corinthians 9:13 1 Corinthians 9:14 ) : these are the sons of Zadok, among the sons of Levi;
these Levites, or priests, were of the family of Zadok; who descended from Aaron, and was the eldest house of Aaron, to whom the priesthood belonged; though it had been usurped a long time by the family of Ithamar; but, in Solomon's time, Abiathar, of that family, was dispossessed of it, and Zadok was placed in his stead, whose name signifies "just", or righteous; and was a type of Christ, the holy and just One, whose spiritual children and offspring are here meant: which come near to the Lord to minister unto him;
both preachers and people, who have near access to God through Christ, and minister before him in holy things, in praying, preaching, administering ordinances, and attending on the same.

Ezechiël 40:46 In-Context

44 En van buiten de binnenste poort waren de kameren der zangers, in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve was den weg naar het zuiden; een was er aan de zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden.
45 En hij sprak tot mij: Deze kamer, welker voorste deel den weg naar het zuiden is, is voor de priesteren, die de wacht des huizes waarnemen.
46 Maar de kamer, welker voorste deel den weg naar het noorden is, is voor de priesteren, die de wacht des altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen van Levi tot den HEERE naderen, om Hem te dienen.
47 En hij mat het voorhof: de lengte honderd ellen, en de breedte honderd ellen, vierkant; en het altaar was voor aan het huis.
48 Toen bracht hij mij tot het voorhuis des huizes, en hij mat elken post van het voorhuis, vijf ellen van deze, en vijf ellen van gene zijde; en de breedte der poort, drie ellen van deze, en drie ellen van gene zijde.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.