Ezechiël 7:9

9 En Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; Ik zal u geven naar uw wegen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben, Die slaat.

Ezechiël 7:9 Meaning and Commentary

Ezekiel 7:9

And mine eye shall not spare, neither will I have pity
This verse is the same with ( Ezekiel 7:4 ) ; only instead of "I will recompense thy ways upon thee", here it is, I will recompense thee according to thy ways upon thee and thine
abominations [that] are in the midst of thee;
which have both the same sense, showing the equity and justice of the divine proceedings: and to the clause, it is added, and ye shall know that I [am] the Lord that smiteth;
with the rod of his anger, inflicts punishment for sin. The Syriac version is, "that smiteth them"; the Jews, by suffering them to be carried captive: and so the Targum,

``I am the Lord that bringeth upon you a smiting,''
or the blow; the sense is, that when it came, they should be sensible that it was the Lord's doing. (See Gill on Ezekiel 7:4).

Ezechiël 7:9 In-Context

7 De morgenstond is tot u gekomen, o inwoner des lands, de tijd is gekomen, de dag der beroerte is nabij, en er is geen wederklank der bergen.
8 Nu zal Ik in kort Mijn grimmigheid over u uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen, en u richten naar uw wegen, en zal op u brengen al uw gruwelen.
9 En Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; Ik zal u geven naar uw wegen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben, Die slaat.
10 Ziet, de dag, ziet, de morgenstond is gekomen, de morgenstond is voortgekomen, de roede heeft gebloeid, de hovaardij heeft gegroend.
11 Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal overblijven, noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.