Ezra 8:31

31 Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op den twaalfden der eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over ons, en redde ons van de hand des vijands, en desgenen, die ons lagen legde op den weg.

Ezra 8:31 Meaning and Commentary

Ezra 8:31

Then we departed from the river of Ahava, on the twelfth day
of the first month, to go unto Jerusalem
The month Nisan, answering to part of March and part of April; this was two days before the passover began:

and the hand of our God was upon us;
guiding, directing, and protecting them by his providence:

and he delivered us from the hand of the enemy, and of such as lay in
wait by the way;
either by intimidating them, that they dared not attack them, or by directing them to take a different road, whereby they escaped them, see ( Ezra 8:22 ) .

Ezra 8:31 In-Context

29 Waakt en bewaart het, totdat gij het opweegt, in tegenwoordigheid van de oversten der priesteren en Levieten, en der vorsten der vaderen van Israel, te Jeruzalem, in de kameren van des HEEREN huis.
30 Toen ontvingen de priesters en de Levieten het gewicht des zilvers en des gouds, en der vaten, om te brengen te Jeruzalem, ten huize onzes Gods.
31 Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op den twaalfden der eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over ons, en redde ons van de hand des vijands, en desgenen, die ons lagen legde op den weg.
32 En wij kwamen te Jeruzalem; en wij bleven aldaar drie dagen.
33 Op den vierden dag nu werd gewogen het zilver, en het goud, en de vaten, in het huis onzes Gods, aan de hand van Meremoth, den zoon van Uria, den priester, en met hem Eleazar, de zoon van Pinehas; en met hem Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.