Genesis 11:6

6 En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken?

Genesis 11:6 Meaning and Commentary

Genesis 11:6

And the Lord said
Not to the angels, as Aben Ezra, but rather to the Son and Spirit, or within himself:

behold, the people is one, and they have all one language;
which some think is spoken ironically; but I see no reason why it may not be understood seriously, that the people who were concerned in this building were unanimous, not only in their religious principles, such as they were, as Aben Ezra, but in their counsel, purpose, and design in building; they went on with great concord, harmony, and vigour, and being of one language, they understood one another, and so could carry on their work with the greater expedition:

and this they begin to do;
to build the city and the tower, and had made considerable progress in it:

and now nothing will be restrained from them, which they have
imagined to do;
they had prepared bricks, and slime or bitumen, a sufficient quantity for their use, or could easily come at more if they wanted; and they were not to be prevailed upon to desist from their work, by any advice that the sons of God could give them; they were obstinate and self-willed, and not to be argued with and persuaded to leave off; and there was no power on earth superior to them, to oblige them to it; they could only be restrained from their enterprise, and hindered from executing it, by divine power; and which was judged necessary to exert, as appears by what follows: and the words may be rendered, "shall they not be restrained? &c." they shall.

Genesis 11:6 In-Context

4 En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden!
5 Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der mensen bouwden.
6 En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken?
7 Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore.
8 Alzo verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.