Genesis 14:12

12 Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have, en trokken weg; want hij woonde in Sodom.

Genesis 14:12 Meaning and Commentary

Genesis 14:12

And they took Lot, Abram's brother's son
The son of Haran, his elder brother, who was now, as the Jews say F24, fifty years of age: who dwelt in Sodom,
or near it, in the country adjacent to it, see ( Genesis 13:12 ) ; and so being a neighbour of the men of Sodom, and a sojourner among them, he partakes of their punishment; and this was a just correction of him for choosing to dwell among such a people: and they took his goods, and departed;
as him and his family, so all his substance, his cattle, wealth, and riches of every sort, and went off with it: Eupolemus F25, an Heathen writer, makes mention of this circumstance in his relation of this war, and says, that the Armenians, as he calls the four kings, baring conquered the Phoenicians, carried away captive the brother's son of Abram.


FOOTNOTES:

F24 Shalshalet Hakabala, fol. 77. 1.
F25 Apud Euseb. Evangel. Praepar. l. 9. c. 17. p. 418.

Genesis 14:12 In-Context

10 Het dal nu van Siddim was vol lijmputten; en de koningen van Sodom en Gomorra vluchtten, en vielen aldaar; en de overgeblevenen vluchtten naar het gebergte.
11 En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun spijze, en trokken weg.
12 Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have, en trokken weg; want hij woonde in Sodom.
13 Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan Abram, den Hebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol, en broeder van Aner, welke Abrams bondgenoten waren.
14 Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis, driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.