Genesis 14:11

11 En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun spijze, en trokken weg.

Genesis 14:11 Meaning and Commentary

Genesis 14:11

And they took all the goods of Sodom and Gomorrah
They entered these cities and pillaged them, and carried off everything valuable in them, that was portable or could be driven, as their cattle they did not burn these cities, nor take possession of them, and leave garrisons in them, which shows them to be petty princes that came for plunder, and to get an equivalent for nonpayment of tribute to one of them: and all their victuals, and went away;
all the meat and drink they could light of, with which they refreshed their troops, and then departed.

Genesis 14:11 In-Context

9 Tegen Kedor-Laomer, den koning van Elam, en Tideal, den koning der volken, en Amrafel, den koning van Sinear, en Arioch, den koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf.
10 Het dal nu van Siddim was vol lijmputten; en de koningen van Sodom en Gomorra vluchtten, en vielen aldaar; en de overgeblevenen vluchtten naar het gebergte.
11 En zij namen al de have van Sodom en Gomorra, en al hun spijze, en trokken weg.
12 Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, en zijn have, en trokken weg; want hij woonde in Sodom.
13 Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan Abram, den Hebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol, en broeder van Aner, welke Abrams bondgenoten waren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.