Genesis 18:7

7 En Abraham liep tot de runderen, en hij nam een kalf, teder en goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte, om dat toe te maken.

Genesis 18:7 Meaning and Commentary

Genesis 18:7

And Abraham ran unto the herd
While Sarah and her maids were kneading the dough and making the cakes: and fetched a calf tender and good;
a fine fat calf, which was reckoned very delicious food, and much in use with the ancients F17 and generally made a part in any grand entertainment, and was accounted fit for a king, see ( 1 Samuel 28:24 1 Samuel 28:25 ) ( Luke 15:23 ) : and gave [it] unto a young man:
one of his servants, to kill and dress as soon as possible; Jarchi says this was Ishmael, whom he trained up to such service: and he hasted to dress it;
the young man made all the haste he could to get it ready, according to the orders of Abraham.


FOOTNOTES:

F17 (autar egwn agelhyen elassav piona moscon) --Orpheus de lapidibus, ver. 63.

Genesis 18:7 In-Context

5 En ik zal een bete broods langen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna zult Gij voortgaan, daarom omdat Gij tot Uw knecht overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zo als gij gesproken hebt.
6 En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij zeide: Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak koeken.
7 En Abraham liep tot de runderen, en hij nam een kalf, teder en goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte, om dat toe te maken.
8 En hij nam boter en melk, en het kalf, dat hij toegemaakt had, en hij zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom, en zij aten.
9 Toen zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij zeide: Ziet, in de tent.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.