Genesis 19:19

19 Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve!

Genesis 19:19 Meaning and Commentary

Genesis 19:19

Behold, now thy servant hath found grace in thy sight
In sending two of his angels to him, to inform him of the approaching destruction of Sodom; to pluck him out of it as a brand out of the burning, and to place him without the city, and in directing and encouraging him to escape for his life: and thou hast magnified thy mercy which thou hast showed unto me in
saving my life;
he owns it was owing to the mercy of this illustrious Person, whom he knew and acknowledges, by what he says, to be a divine one, that his life was saved; and that this appeared exceeding great in it, that he should spare him and his family, when such multitudes of souls would perish; and he might have perished with the rest, if he had not had timely notice in such a gracious manner: and I cannot,
or, "but now F24, I cannot" escape to the mountain;
it is too far for me; he signifies that his strength would not hold out through the fatigues of the night past, and want of sleep and rest; but this was owing more to the infirmity of his mind than of his body, for he could go to this same mountain afterwards: lest some evil take me, and I die;
or "that evil" F25, the burning of Sodom, and the cities of the plain, lest that should overtake him before he got to the mountain: thus he began to distrust the power of God to strengthen him to go thither, who had appeared so wonderfully for him in his present deliverance; and he might have assured himself, that he that brought him out of Sodom would never suffer him to perish in the destruction of it.


FOOTNOTES:

F24 (ykna) "jam vero ego non-potero", Schmidt.
F25 (herh) "malum hoc", Tigurine version; some in Drusius, Piscator, Schmidt.

Genesis 19:19 In-Context

17 En het geschiedde als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt.
18 En Lot zeide tot hen: Neen toch, Heere!
19 Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve!
20 Ziet toch, deze stad is nabij, om derwaarts te vluchten, en zij is klein; laat mij toch derwaarts behouden worden (is zij niet klein?) opdat mijn ziel leve.
21 En Hij zeide tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen ook in deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan gij gesproken hebt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.