Genesis 19:17

17 En het geschiedde als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt.

Genesis 19:17 Meaning and Commentary

Genesis 19:17

And it came to pass, when they had brought them forth abroad,
&c.] Into the fields of Sodom, or the suburbs of it: that he said, escape for thy life;
not one of the two men or angels that had been with him all the night past, for they had now left him, and were gone back to the city: but Jehovah the Son of God, who had been communing with Abraham, and now came to Sodom, and appeared to Lot, just at the time the two angels left him, and bid him escape with all haste, if he had any regard for his life, and that of those with him: look not behind thee;
as showing any concern for his goods and substance he had left behind him, or for his sons-in-law, who refused to come with him, and much less for the wicked inhabitants of the city; and this command was not given to Lot only, but to his wife and daughters, as appears by the sequel: neither stay thou in all the plain:
in the plain of Jordan, for the whole plain, and the cities in it, were to be destroyed: escape to the mountain, lest thou be destroyed, lest thou be consumed;
the same mountain the kings of Sodom and Gomorrah, and they that were with them after the battle of the kings, fled to, ( Genesis 14:10 ) ; here only he and his could be safe from the conflagration of the plain.

Genesis 19:17 In-Context

15 En als de dageraad opging, drongen de engelen Lot aan, zeggende: Maak u op, neem uw huisvrouw, en uw twee dochteren, die voorhanden zijn, opdat gij in de ongerechtigheid dezer stad niet omkomt.

16 Maar hij vertoefde; zo grepen dan die mannen zijn hand, en de hand zijner vrouw, en de hand zijner twee dochteren, om de verschoning des HEEREN over hem; en zij brachten hem uit, en stelden hem buiten de stad.

17 En het geschiedde als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt.

18 En Lot zeide tot hen: Neen toch, Heere!

19 Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve!