Genesis 38:12

12 Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, de Adullamiet.

Genesis 38:12 Meaning and Commentary

Genesis 38:12

And in process of time the daughter of Shuah, Judah's wife,
died
Shuah was his wife's father, who was a Canaanite, ( Genesis 38:2 ) ; what her name was is not certain, nor the exact time of her death; it was some time after Tamar was sent home to her father's house; and some take the death of Judah's wife to be a correction and reproof to him for his ill usage of his daughter-in-law, in neglecting to give her to his son, or not designing to do it at all: and Judah was comforted:
he mourned awhile for the death of his wife, according to the custom of the country, and of those times, and then he laid aside the tokens of it, and his sorrow wore off, and he appeared in company and conversed with his friends: and went up unto his sheepshearers to Timnath;
a city in the tribe of Judah, ( Joshua 15:57 ) , said ^F19 to be six miles from Adullam, where Judah lived; here he had his flocks of sheep, at least this was judged a proper place for the shearing and washing of them, and this time of the year a proper time for it, at which it was usual to have a feast; and Judah went up to his shearers, not only to see how they went on with their work, but with this view to make an entertainment for them, see ( 1 Samuel 25:3 1 Samuel 25:4 1 Samuel 25:36 ) : he and his friend Hirah the Adullamite;
he took him along with him for a companion, and to partake of the entertainment.

---

FOOTNOTES:

F19 Bunting's Travels, p. 78.

Genesis 38:12 In-Context

10 En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom doodde Hij hem ook.

11 Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: Blijf weduwe in uws vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt; want hij zeide: Dat niet misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders! Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders huis.

12 Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, de Adullamiet.

13 En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren.

14 Toen legde zij de klederen van haar weduwschap van zich af, en zij bedekte zich met een sluier, en bewond zich, en zette zich aan den ingang der twee fonteinen, die op den weg naar Timna is; want zij zag, dat Sela groot geworden was, en zij hem niet ter vrouw was gegeven.