Haggaï 1:14

14 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

Haggaï 1:14 Meaning and Commentary

Haggai 1:14

And the Lord stirred up the spirit of Zerubbabel the son
of Shealtiel, governor of Judah, and the spirit of Joshua the son
of Josedech, the high priest, and the spirit of all the remnant of
the people
He roused them up from that sleep and sloth in which they were before, both the governors and common people; he wrought in them both to will and do; or a willing mind to do his work in building his house; he gave them a spirit both of industry and courage; he enabled them to shake off that sluggish disposition they were attended with, and that fear of men which possessed them; he inspired them with zeal and resolution to enter upon the work at once, and pursue it with close application; the Lord only could do this: and they came and did work in the house of the Lord of hosts, their
God;
the governor and high priest came to direct and oversee, encourage and animate the people by their presence and example; and the people to do the several parts of service that belonged to them, according to their genius and employment.

Haggaï 1:14 In-Context

12 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
13 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
14 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
15 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.