Handelingen 22:27

27 En de overste kwam toe, en zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja.

Handelingen 22:27 Meaning and Commentary

Acts 22:27

Then the chief captain came, and said unto him
To Paul:

tell me, art thou a Roman?
he had told him before that he was a Jew of Tarsus, and which was true, and had said nothing of his being a Roman; wherefore the chief captain desires that he would tell him the whole truth of the matter, whether he was a Roman or not:

he said yea;
that he was one.

Handelingen 22:27 In-Context

25 En alzo zij hem met de riemen uitrekten, zeide Paulus tot den hoofdman over honderd, die daar stond: Is het ulieden geoorloofd een Romeinsen mens, en dien onveroordeeld, te geselen?
26 Als nu de hoofdman over honderd dat hoorde, ging hij toe, en boodschapte het den overste, zeggende: Zie, wat gij te doen hebt; want deze mens is een Romein.
27 En de overste kwam toe, en zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja.
28 En de overste antwoordde: Ik heb dit burgerrecht voor een grote som gelds verkregen. En Paulus zeide: Maar ik ben ook een burger geboren.
29 Terstond dan lieten zij van hem af, die hem zouden onderzocht hebben. En de overste werd ook bevreesd, toen hij verstond, dat hij een Romein was, en dat hij hem had gebonden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.