Handelingen 28:21

21 Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben noch brieven u aangaande van Judea ontvangen; noch iemand van de broeders, hier gekomen zijnde, heeft van u iets kwaads geboodschapt of gesproken.

Handelingen 28:21 Meaning and Commentary

Acts 28:21

And they said unto him
That is, the chief men of the Jews at Rome, whom Paul had called together, replied; either in a lying and dissembling way, or as expressing matter of fact; which last may be allowed:

we neither received letters out of Judea concerning thee:
which was very much, that the high priest and sanhedrim had not wrote to the principal men of their religion at Rome; giving an account of the apostle, and his case unto them, in order to prejudice them against him, and to furnish them with charges and accusations; which if they could not prevail by them, so as to get him condemned by the emperor, yet might be a means of preventing any of their nation giving heed unto him, and embracing his sentiments and notions concerning Jesus of Nazareth:

neither any of the brethren that came [from] Jerusalem;
or any part of Judea, to Rome; meaning not the Christian Jews, for these they would not call brethren; but those who were of the same religion as well as nation, whom it was usual with the Jews to call brethren:

shewed or spake any harm of thee;
so that it looks as if they did make mention of him, but did not charge him with anything that was wicked and criminal: this they said, to show that they were not prejudiced against him by any person or means; and which carried in it a very considerable testimony of the apostle's innocence.

Handelingen 28:21 In-Context

19 Maar als de Joden zulks tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij op den keizer te beroepen; doch niet, alsof ik iets had, mijn volk te beschuldigen.

20 Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israels ben ik met deze keten omvangen.

21 Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben noch brieven u aangaande van Judea ontvangen; noch iemand van de broeders, hier gekomen zijnde, heeft van u iets kwaads geboodschapt of gesproken.

22 Maar wij begeren wel van u te horen, wat gij gevoelt; want wat deze sekte aangaat, ons is bekend, dat zij overal tegengesproken wordt.

23 En als zij hem een dag gesteld hadden, kwamen er velen in zijn woonplaats; denwelken hij het Koninkrijk Gods uitlegde, en betuigde, en poogde hen te bewegen tot het geloof in Jezus, beide uit de wet van Mozes en de profeten, van des morgens vroeg tot den avond toe.