Handelingen 3:20

20 En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is;

Handelingen 3:20 Meaning and Commentary

Acts 3:20

And he shall send Jesus Christ
Or "that he may send Jesus Christ", as the Syriac and Arabic versions render it: not in person, for this regards neither his first, nor his second coming, both which might be terrible to the awakened Jews; the former, because he had been sent, and was come, and was gone again; and therefore might fear there was no hope for them, who had denied him, and crucified him; the latter, because they might conclude he would be sent, and come to take vengeance on them, when they should look upon him whom they had pierced with horror and trembling; but here it regards his being sent, and his coming in the ministration of the word, and by his Spirit, to the comfort of their souls: which before was preached unto you;
in the writings of the Old Testament, in the books of Moses, and of the Prophets, ( Acts 3:22 Acts 3:24 ) or, as it is read in the Alexandrian copy, and in other copies, and in the Complutensian edition, and in the Syriac and Arabic versions, who was "predetermined" or "prepared for you"; that is, in the purposes, council, and covenant of God. The Ethiopic version reads, "whom he before anointed"; to be prophet, priest, and King; and from each of these considerations much comfort might be drawn by sensible sinners.

Handelingen 3:20 In-Context

18 Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij door den mond van al Zijn profeten te voren verkondigd had, dat de Christus lijden zou.

19 Betert u dan, en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren,

20 En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is;

21 Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw.

22 Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal.